Het wonder van Pam Emmerik

Wandelen door het museum met haar kunsten heeft op ieder mens een andere werking. De kunsthistoricus zal een werk van bijvoorbeeld Picasso anders lezen en ervaren dan iemand die op zondagmiddag eens wat cultureels wil doen. De kunstervaring is een persoonlijke aangelegenheid. Desondanks wordt er met veel overgave en kennis over kunst geschreven. Deze stukken zijn niet alleen gebaseerd op persoonlijke ervaringen maar vooral op kennis van de kunstgeschiedenis. Vaak wordt de kunst dan ook beschouwd vanuit het discours rondom de kunst waardoor er een zekere theoretische afstandelijkheid tot de kunst ontstaat. Niet dat deze houding per se negatief is, er worden veelal rake dingen gezegd, maar het mist de intieme beleving.

Voor Pam Emmerik is juist die intimiteit het uitgangspunt om kunst te beschouwen. In haar boek Het wonder werkt (2004), een bundeling van vertellingen over kunst, toont zij een grote persoonlijke betrokkenheid bij de kunst. Het feit dat zij zelf kunstenaar is maakt dat ze niet schrijft vanuit het discours rondom de kunst maar van binnenuit. Sommige stukken zijn eerder verschenen in de Groene Amsterdammer en het NRC Handelsblad. Het boek bevat ook een stuk over haar eigen werk. De persoonlijke benadering neemt overigens niet weg dat zij met grote kennis van zaken schrijft. Het is geen puur vanuit het zelf opgerakelde beschouwing die verder weinig aan het discours toevoegt, in tegendeel.

Pam Emmerik begint haar stukken meestal met een voorval uit haar eigen leven wat haar dan tot een museumbezoek of tot het schrijven over een bepaalde kunstenaar of expositie brengt. Een droom over haar vader die haar anaal verkracht leidt tot een beschouwing over het werk van Ronald Ophuis. Het wakker worden met uitgekotste lettervermicelli in haar haar drijft Emmerik naar het Frans Halsmuseum wat weer leidt tot een bijzondere analyse van kousen door de kunstgeschiedenis heen. 

Spoorzoeken

Het is alsof ze in de kunst sporen en aanwijzingen zoekt, en soms vindt, die haar eigen leven beter begrijpelijk maken. Door de combinatie die ze weet te maken tussen autobiografische gegevens, de kunst en haar geschiedenis komt ze tot bijzondere uitspraken. Bijvoorbeeld over portretten, dat juist dat wat je betovert in een portret hetgeen is dat je niet ziet. Het verhaal achter het verhaal is te kwetsbaar om getoond te worden en daarom, schrijft ze, zijn portretten een briljante noodoplossing voor het feit dat we geen gedachten kunnen lezen.

Haar kennis en beschouwingen beperken zich niet tot de beeldende kunst. Ook een dichter als Brodsky of theaterschrijvers zoals Sarah Kane hebben een plek in haar boek. Ze probeert het morbide werk van de depressieve Kane te verbinden met andere kunstenaars en komt daarbij opvallend uit bij Pieter Breughels De val van Icarus (1585). Ze weet hiermee twee visies op de dood aan elkaar te verbinden die bijna vijf eeuwen van elkaar verwijderd zijn.

Zo spoorzoekt ze in haar boek heen en weer tussen oude en hedendaagse kunst, tussen de beeldende kunst en de literatuur.

Door haar grote affiniteit met verschillende kunstvormen kan zij met net zoveel passie schrijven over Picasso en Matisse als over een catalogus met medische foto’s of de outsiderkunst van Willem van Genk. Dit maakt de verzameling van kunstenaars die zij bespreekt even divers als het stadsleven dat zij beschrijft. “Voor wie de stad doorkruist om tentoonstellingen te bekijken is de stad tussen de exposities eigenlijk ook een soort restruimte die zich aan alle kanten opdringt […] soms denk ik dat de werkelijkheid een verhevigde vorm van kunst is, in plaats van andersom” Voor haar zijn kunst en leven een ondeelbaar geheel. De uitspraak dat werkelijkheid soms kunst lijkt kan bijna alleen van een kunstenaar komen. Als kunstenaar kan je dingen in de omgeving zien die onmiddellijk je gedachten naar de kunst brengen. Deze positie werkt daarom in haar voordeel, ze ziet de dingen met de ogen van een kunstenaar en kan daardoor opmerkelijke verbanden leggen.

Angst en wonder

Dan is er ook nog Goudkoorts, een reflectie op haar eigen werk. Deze verhaalt over een lezing die zij gaf over kunst. Over hoe zij tot het kunstenaarschap kwam en waarom zij ging schrijven. De tekst is, voor het overgrote deel, handgeschreven en rijk geïllustreerd met tekeningen. Ze heeft het over de grote angsten en kunstenaars die aan hun werk en angst ten onder gingen. Zij wilde niet dezelfde fout maken en vond haar heil in het schrijven. Maar schrijven zonder beeld lijkt voor haar onmogelijk. De tekeningen zijn niet enkel een illustratie, een aanvulling van wat zij schrijft, maar er een wezenlijk onderdeel van. Zonder de tekeningen zou het minder over haar gaan. Hiermee laat ze wederom een verwevenheid zien, deze keer van woord en beeld. Dit is Pam Emmerik, een vrouw die woord én beeld nodig heeft om zichzelf en haar kunst staande te houden.

Geestelijke luiheid is uit den boze schrijft ze in haar laaste stuk in het boek. Hiermee doelt ze op de curatoren en critici die de kunst in crisis achten. Voor haar geen crisis in de kunst, zolang je maar geduldig de sporen volgt valt er nog een hoop aan kunst te beleven en te betekenen. Want, het wonder werkt nog altijd.

Pam Emmerik Het wonder werkt
Querido 2004; ISBN 9021460823
216 pagina’s, afbeeldingen in zwart-wit. €21,95

Details

  • Client : Mister Motley